Ajax en PSV hebben Eidur Gudjohnsen (32) op het oog als nieuwe spits voor de tweede helft van het seizoen. De voormalige aanvaller van onder meer Chelsea, Barcelona, Tottenham Hotspur en PSV, die nu in de Premier League bij Stoke City onder contract staat, is door zijn zaakwaarnemer op de hoogte gebracht van het feit dat beide Nederlandse clubs hem nog deze transferperiode willen binnenhalen. 

Zijn contract loopt in de zomer af, maar het bestuur van Stoke wil hem nog niet transfervrij laten vertrekken. Over de ‘exitclausule’ wordt nu door zijn zaakwaarnemer onderhandeld.

Gudjohnsen, die nog altijd international is voor IJsland, heeft het bij Stoke City niet naar zijn zin. Hij past met zijn stijl niet bij het opportunistische spel en het vechtvoetbal van Stoke. Een terugkeer naar de eredivisie ziet hij na zijn avonturen bij tal van Europese topclubs helemaal zitten.PSV heeft als groot voordeel dat Gudjohnsen die club al kent.

Hij speelde er van 1995 tot 1998 en verhuisde toen naar Engeland. In zijn Eindhovense periode speelde hij samen met Phillip Cocu, die nu in de technische staf van PSV zit en hem kan overtuigen voor de koploper van de eredivisie te kiezen.De 1,85 meter lange Eidur Gudjohnsen kan op verschillende posities uit de voeten.

Bij Chelsea speelde hij 126 duels, waarvan de meeste tijd als spits. Maar manager Jose Mourinho vond voor hem een rol als aanvallende middenvelder ook geschikt. Bij Barcelona liet trainer Pep Guardiola hem eveneens op verschillende plaatsen in de aanval spelen.

Gudjohnsen is een van de meest succesvolle spelers in de geschiedenis van IJsland. Hij won landstitels in Nederland, Engeland, Spanje en veroverde ook de Champions League met Barça. Hij maakte vele spectaculaire doelpunten. Zijn omhaal in de lucht tegen Leeds United in 2003 is nog altijd een van de meest sensationele doelpunten in Engeland.

Interessant is ook dat hij voor zijn volgende werkgever mogelijk twee talentvolle zonen meebrengt. Andri en Sveinn Gudjohnsen voetbalden de afgelopen jaren in de jeugdopleiding van Barcelona.

Bron: Telegraaf