19 maart 2012. Het is een druilerige, grauwe dag in Aalborg. In Noord-Denemarken heeft John Steen OlsenLucas Andersen zijn plekje op de tribune inmiddels gevonden. De Ajax-scout haalt zijn notitieblok tevoorschijn, vist een pen uit de binnenzak van zijn lange regenjas en speurt naar de reden voor zijn lijnvlucht naar Kopenhagen: Lucas Andersen. Met 16 jaar en 174 dagen de jongste debutant in het Deense voetbal, destijds 17 en basisklant bij Aalborg BK.

Een klein half jaar later, staat het Deense wonderkind oog in oog met een verslaggever van Ajax TV. Liverpool en Borussia Dortmund beteuterd achterlatend. De verwachtingen zijn torenhoog. Na het succes van Eriksen, Fischer en Boilesen kijken de fans reikhalzend uit naar de volgende Scandinavische ster in spé.

Maar dat hij een buitengewoon talent is, bewijst tot nu toe alleen YouTube. De verlegen Andersen heeft het moeilijk in Amsterdam. Heel gek is dat niet. Als je op je 16e al de voorpagina van Ekstra Bladet siert, is het contrast met Jong RKC-uit groot. Het is alsof je Justin Bieber in het theater van de Efteling posteert. Het is wennen voor de virtuoos. Een paar maanden geleden was hij nog spelmaker van een Deense topclub, nu moet hij zich op een bijveld uitsloven voor negen bejaarden en een fysio. Verpletteren doet de technicus dan ook niet. Heimwee speelt hem parten. Een vertrek wordt niet uitgesloten.

Het blijft hoe dan ook een mysterie hoe een jongen met dergelijke kwaliteiten zo lang in de marge van het vaderlandse voetbal heeft aangerommeld. Zijn lichaamsschijnbeweging is een absolute zeldzaamheid in de Eredivisie. Dat zijn aanpassing niet zo vlekkeloos liep als bij de andere Deense tieners, moet daarom haast wel een mentale kwestie zijn geweest. Zo sprak hij ook geen Nederlands, althans hij bleef zich maar interviewen in het Engels. En dat terwijl zijn Deense voorgangers in vloeiend Nederlands de vertrekhallen van Schiphol verlieten.

Waar precies het omslagpunt ligt laat zich raden, maar dit jaar gaat het beter met hem. “Hij laat op de training ploeggenoten struikelen van ellende met zijn snelheid en passeerbewegingen”, bewondert Frank de Boer. Echter op wedstrijddagen lijken zijn zenuwen vooralsnog de baas over zijn talent. De laatste weken komt toch steeds vaker een glimp van zijn klasse aan het oppervlak. Zoals in zijn invalbeurt thuis tegen PSV, toen hij eindelijk de lovende woorden van zijn trainer van enig inbeeldingsvermogen voorzag: het is ergens rond de 70ste minuut als Andersen de bal krijgt ingespeeld, Bruma in zijn rug. Met speels gemak ontdoet de vederlichte Deen zich van de statische verdediger. Alsof het een stuntvliegtuigje tegen een Boeing betreft. Er gloort hoop. De doorbraak lonkt.

30 september 2014. Ajax heeft in de Champions League een punt behaald tegen Apoel Nicosia. Het enige Amsterdamse doelpunt komt van de behendige nummer 16: Andersen. Christian Eriksen was bij Ajax de man van de geniale pass en dito inzicht, Viktor Fischer van de flair gecombineerd met zijn doelgerichtheid. Andersen is de man van de dribbel, met ultieme lichaamsbeheersing als instrument. En dat in een tijd waarin veilig positiespel en doelloos getik in de breedte het risico allang van de Nederlandse velden hebben verjaagd. Een man uitspelen, het bestaat nog. Ajax nieuws Ajax1.nl